Als voorzitter van de eurogroep van ministers van Financiën kreeg Jeroen
Dijsselbloem de afgelopen dagen wereldwijde aandacht. Zijn boodschap: het
moet geen automatisme meer zijn om bankreddingen volledig te laten betalen
door de overheid, ofwel de belastingbetaler. Of die uitspraak nu verstandig
was of niet, Dijsselbloems opmerking heeft hoe dan ook gevolgen voor
spaarders en obligatieshouders bij banken.

Sinds de kredietcrisis is het tamelijk gewoon geworden dat grote banken gered
worden door overheden, waarbij aandeelhouders, obligatiehouders en spaarders
buiten schot blijven. Ook in Nederland hebben deze drie groepen bij de
nationalisatie van Fortis en ABN Amro en de steunoperaties aan ING en Aegon
weinig tot geen pijn gevoeld.

Pijn bij geldschieters banken

Dijsselbloem vindt dat het tijd wordt om terug te keren naar een situatie
waarbij investeerders in bancaire instellingen ook de klappen opvangen als
het misgaat.

Hoe dat kan, liet de Nederlandse minister begin dit jaar zien bij de
nationalisatie van SNS Reaal. Daarbij werden aandeelhouders en
achtergestelde obligatiehouders onteigend.

In het geval van Cyprus wordt de methode-Dijsselbloem nog wat steviger
toegepast: ook grote spaarders moeten inleveren bij de sanering van banken.

Tot nu toe was de verwachting dat je altijd goed zat, zolang je geld stak in
of parkeerde bij een systeembank die zo groot is dat de overheid hem niet
kan laten omvallen. Maar aan deze zekerheid lijkt een eind gekomen.
Dijsselbloem wil immers aandeelhouders, obligatiebezitters en grote
spaarders in de toekomst ook bij grootbanken kunnen laten meebloeden.

De enige zekerheid die de overheid blijft bieden, is dat spaartegoeden onder
de 100 duizend euro gedekt blijven door het depositogarantiestelsel.

Pikorde schuldeisers

Heb je meer dan een ton spaargeld bij een bank staan, of beleg je in
bankobligaties, dan wordt het zaak beter te letten op de balans van de bank
waar je geld in hebt gestoken. Vooral om gevoel te krijgen voor de pikorde
van schuldeisers.

Als een bank kopje onder dreigt te gaan, geldt immers een rangorde van claims.
Onbetaalde salarissen van werknemers gaan altijd voor, gevolgd door de
claims van de fiscus. Andere banken die aan een collega geleend hebben,
staan doorgaans ook sterk, net als obligaties waaraan een onderpandrecht is
verbonden. En spaarders mogen voor vermogen tot 100 duizend euro ook rekenen
op volledige dekking.

Daarna wordt het hachelijk. Aandeelhouders en houders van achtergestelde
obligaties moeten doorgaans als eerste verliezen incasseren bij een dreigend
faillissement. Maar ook gewone obligatiehouders en rijkere spaarders lopen
tegenwoordig kennelijk het risico een deel van hun inleg kwijt te raken.

Banken: reuzen en kleintjes

Hoe kwetsbaar je bent als aandeelhouder, obligatie-eigenaar of grote spaarder
valt mede af te lezen aan de balans van de bank. Zo kun je bekijken hoe
groot het eigen vermogen (aandelenkapitaal) is als percentage van de totale
bezittingen. Dit is namelijk het eerste stootkussen als er problemen zijn.

Als je bijvoorbeeld kijkt naar de genationaliseerde SNS Bank, blijkt dat de
kale aandelenbuffer van de bank medio 2012 vergeleken met andere banken
relatief klein was, te weten ongeveer 2 procent van het balanstotaal.

Ook de andere grootbanken ABN Amro en ING hebben, inclusief respectievelijk
dochters MoneYou en WestlandUtrecht Bank, relatief beperkte aandelenbuffers
van circa 4 procent van het balanstotaal.

Rabobank zit met een kale aandelenbuffer van 6 procent al wat hoger, terwijl
bij kleine banken als NIBC en Credit Europe het aandelenkapitaal op 7
procent van het balanstotaal zit. LeasePlan komt zelfs op 12 procent.

Balans: obligaties en spaargelden

Bij de financiering van verschillende banken is verder te zien dat de
verhouding tussen spaargeld en obligatieschulden flink uiteen kan lopen.

Zo blijkt uit recente cijfers bijvoorbeeld dat bij de Turkse bank Anadolu de
kale aandelenbuffer tamelijk robuust oogt, op 16 procent van het
balanstotaal voor de in Nederland actieve bank. Naast het aandelenkapitaal
teert Anadolu echter relatief zwaar op spaargelden, terwijl de bank weinig
obligatiekapitaal heeft uitgegeven. Na aandeelhouders zijn grote spaarders
dus relatief snel aan de beurs bij deze bank.

Een andere kleinere partij op de Nederlanse markt is Aegon Bank. Die leunde in
2011 zwaar op spaargeld - recente cijfers inclusief de nieuwe dochter Knab
zijn helaas nog niet beschikbaar. Maar de balans van Aegon Bank zegt op zich
niet zoveel. Moederbedrijf Aegon ziet er namelijk heel anders uit.

Als verzekeraar heeft Aegon naast het aandelenkapitaal flink wat obligaties
uitstaan. Spaargeld is verwaarloosbaar op de totale balans. Het gros van de
schulden van Aegon bestaat namelijk uit verplichtingen aan polishouders die
premies betalen voor pensioen- en verzekeringsproducten.

Bij de kleinere spelers op de Nederlandse spaarmarkt valt tot slot op dat
bijvoorbeeld de bank Credit Europe relatief zwaar leunt op spaargelden,
terwijl NIBC naast spaargeld ook veel obligatieschulden heeft uitstaan.

Risico telt weer

Vermogende spaarders en bankbeleggers die echt grip willen krijgen op de
risico's die zie lopen, moeten uiteraard wat dieper graven bij hun eigen
bank dan hierboven is gebeurd. Maar om de waarschuwende woorden van 'mister
euro' Dijsselbloem kan in ieder geval niemand meer heen: als je geld in een
bank stopt, let dan ook op de risico's.

Lees ook op Z24.nl:

Dijsselbloem verontrust financiële markten

Jeroen de Boer: Cyprus, spaarles voor Europa

Dit artikel is oorspronkelijk verschenen op z24.nl